Laos

Vientiane w8.

Het is oorlog en vrede in de bus, de bus naar de grens met Laos. De vrede zit naast me: een monnik in bruin-oranje met zijn blote voeten gehurkt op de stoel. De monnik is vijf jaar oud, zegt hij, vermoedelijk bedoelt hij 50 jaar, maar hij ziet eruit als 70. De oorlog speelt zich van links naar rechts en van rechts naar links af door 2 speakers boven mijn hoofd. Een flinke schietpartij op de tv-monitor naast me, die ik net niet kan zien want de monitor bedient de rest van de bus. Ik zit op stoel 1, achter het behekte voorraam van de bus, een dubbeldeks hoge AC-bus, met airco dus. Ik heb geen tv nodig want kijk samen met de monnik uit over het wegdek en het landschap voor ons.

Het landschap in Thailand is minder boeiend dan in India, minder verrassend eigenlijk. Berm en weg, weg en berm. Opvallend is dat in de snelwegen om de paar kilometer een U-turn-voorziening is aangelegd. Bij vergissingen kun je daar rechtsomkeer (of linksomkeer – ze rijden links in Thailand) maken. Ook zijn er weer fatsoenlijke richtingborden, fatsoenlijk, maar nog steeds in dat rare kringelschrift dat Thailand bezigt. Kortom je word er nog steeds geen cent wijzer van, behalve af en toe, als er gewoon een “vertaling” in Romeins schrift onder staat.

De monnik haalt voor mij na een uur iets uit zijn tasje: een klein buddhabeeldje, goudkleurig in een plastic doosje. Please. Ik bied hem een van mijn witte zachte bolletjes aan, gekocht op het busstation. No please – ik eet niet, zegt de monnik. Per slot van rekening ben je niet voor niks monnik.

Na ruim zes uur rijden is het busstation in Nong Kai bereikt.Voor de prijs hoef je het niet te laten, maar het is een lange zit. De eerste helft nog licht, de tweede helft lekker donker. Nong Kai is de grensplaats in Thailand, van waaruit ik de dag erna naar Laos oversteek over de Friendship Bridge.

Dit keer allerlei adviezen van de LP (Lonely Planet) in de wind geslagen en met kunst en vliegwerk zelf de grens overgestoken: Eerst met een tuk-tuk naar het busstation, en dan met weer een andere tuktuk naar de grenspost voor de brug. Uitschrijven in Thailand – is gratis – zegt een politieman: en zorg ervoor dat je aan de overkant niet meer dan 1350 baht voor je visum betaalt. Eenmaal langs de Thaise douane heen rijdt er over de brug een busje naar de overkant, 15 baht voor gewone mensen, 30 baht voor de buitenlander: verschil moet er zijn. De procedure aan de overkant is betrekkelijk ondoorzichtig, maar verloopt vrij eenvoudig. Eerst 2 formuliertjes ophalen bij een loketje met alleen een wapperde hand. Invullen, pasfotootje erbij en teruggeven aan de wapperende hand.

Geld erbij doen en na een minuut of vijf komt alles weer retour, met pas en stempel en een onvervalst visum. Dan moet je nog een halfuurtje in de rij, samen met allerlei andere optanten voor Laos. Ik zie enkele buitenlanders, onder wie ook mondiale zwervers. Een meneer had alleen een piepklein tentje bij zich en een viezig kinderrugzakje. Eigenlijk hoef je niks bij je te hebben.

Vientiane ligt 20 kilometer verderop: dus weer met de tuktuk. De chauffeur begint met 250 baht te vragen, maar ik verklaar hem beleefd voor gek. Weglopen en nog eens proberen bij een andere driver, die met 100 begint, maar we komen uit op 50. Veel gehussel dus, maar tot dusver werkt het. Op zoek naar de volgende verdwenen monnik. Die in Thailand was vertrokken: een co-monnik zei dat hij een jaar geleden was verhuisd en niet wist waarheen. Hier in Vientiane “ken” ik er ook twee. Kijken of ze er nog zijn.

Blijven bidden hoor, dan staan die monniken niet alleen in hun pogingen het nirwana te bereiken.

Met groeten en liefs,

F.